DE SLAG OM DE KERSTBOMEN
Begin december, met de komst van Sinterklaas, begint de gezelligste periode van het jaar. Dat was vroeger zo en dat is voor mij nog steeds zo. Omdat de Goedheiligman voor de leden van ons gezin weinig tot niets in petto had, waren de kerst en de oud en nieuw periode veel leuker. In die tijd, de jaren vijftig-zestig, was het niet gebruikelijk om met kerst cadeautjes uit te delen en dus hoefden we ons ook niet misdeeld te voelen ten opzichte van anderen.
Zodra de man met de mijter was vertrokken en de kerstman zich aandiende, werd er ieder jaar op het grote plein van het Lodewijk Napoleonplantsoen in Utrecht een enorme kerstboom geplaatst en voorzien van talloze lampjes. Ofschoon dit plein opgesloten lag tussen laagbouw en flatgebouwen, rook het er direct naar een naaldbos en als het rond een uur of vier ‘s middags donker werd en de lichtjes aan gingen, kwam iedereen in een opgewekte stemming. Het leek wel of met het omdraaien van de lichtknop, de knop bij de mensen op straat omging en ze veel meer sympathie voor elkaar koesterden. De verlichting van de kerstboom had ook als voordeel dat er door het extra licht nog wat langer door gevoetbald kon worden, ofschoon de lengte van het speelveld, door de positie van de boom, belangrijk werd ingekort.
De laatste dag op de lagere school voor de kerstvakantie was de mooiste schooldag van het jaar. De kerststukjes die in de voorafgaande periode waren gemaakt, en natuurlijk waren uitgerust met een kaars, werden op de bureautjes geplaatst en de kaarsjes werden ontstoken. Na een mooi kerstverhaal van de leerkracht, vergezeld gaand met een mok warme chocolademelk, vond in de aula van de school een afsluitende viering plaats, waarbij de leerlingen van de hogere klassen een zelf gecomponeerd toneelstukje opvoerden. Het stukje van mijn klas was vrijwel altijd zeer lang ingestudeerd en gerepeteerd op de zolder van de ouders van mijn vriend Joop.
Thuis was het in die periode ook best gezellig. Hoewel we alle kerstmuziek, met name die van het Leger des Heils en andere christelijke bewegingen, niet direct konden appreciëren, bracht die muziek een zekere vrede in ons huis, een vrede die eenieder aangenaam stemde. Voorts werden er veel spelletjes gedaan en vielen er lekkere hapjes te nuttigen. Kerstnacht, klokslag 24:00 uur, werden we steevast getrakteerd op een dikke beboterde snee krentenbrood met spijs en wederom een mok warme chocolademelk, waarna we, aanvankelijk via de radio en in latere jaren via de televisie, een kerkelijke nachtviering ingingen c.q. ondergingen.
Eens werd zo’n vredige kerststemming heel ruw verstoord, althans in de ogen van mijn ouders, toen mijn jongere broer Charles en ik op kerstavond besloten naar de speciale kerstaflevering van de “Sjef van Oekel show” te gaan kijken. In deze aflevering was, in aanwezigheid van een straalbezopen dominee Bongers van het jeugdpastoraat, Sjef een fietstas van de fiets van Bongers aan het vol kotsen, terwijl de dominee zelf met een glas sterkedrank in de hand zijn kerstpreek binnen aan het voorbereiden was. Mijn ouders waren in alle staten, behalve in die van vrede op aarde. Ofschoon zij probeerden deze VPRO-uitzending voor ons te beëindigen door naar een andere zender over te schakelen, waren wij groot genoeg op hen dat te beletten. Dat was geen fraaie start van de kerst onzerzijds.
Na de kerst, voor het jaareinde, waren in het Lodewijk Napoleonplantsoen zeer actief met het verzamelen van kerstbomen, die na de kerstviering afgedankt op straat gedropt waren. Die bomen werden zonder pardon van een balkon op vierhoog naar beneden geworpen. Er woedde een ware veldslag tussen de jongens van onze wijk en die van rivaliserende buurten om die bomen te bemachtigen. Het ging erom zoveel mogelijk bomen, al dan niet met toepassing van geweld, bij elkaar te brengen en veilig op een geheime locatie te verstoppen. Deze bewaarplaats moest vervolgens te vuur en te zwaard verdedigd worden.
Er werd echt om de bomen gevochten en verzamelplaatsen werden soms overvallen en leeggeroofd door de vijand. Als je ergens op straat een boom had bemachtigd en vlug naar de verzamelplaats transporteerde, moest je constant op je hoede zijn en kijken of je niet geschaduwd werd om vervolgens overmeesterd te worden. Kortom spanning volop. Buurten waarmee we het dan aan de stok hadden waren Sterrenwijk, de Kovelaarstraat en de Van Ostadelaan. Overigens, in minder roerige tijden, voetbalden we gewoon regelmatig tegen de jeugd van dezelfde wijken en dan ging het er veelal sportief aan toe.
Aan het einde van de “bomenoorlog” werden de bomen massaal verbrand. Vele “bendes” brachten dan hun buit naar een centrale plaats, alwaar meestal onder leiding en toezicht van de brandweer het geheel in lichterlaaie werd gezet. Maar wat ons betreft, ging het liever op illegale wijze. Dit vond dan plaats op een tijdstip en op een plek naar eigen inzicht en dus ongecontroleerd. Gelukkig is dat nooit uit de hand gelopen.
In de aanloop naar oudejaarsavond waren we vooral bezig met vuurwerk afsteken en ons misselijk eten aan oliebollen en appelflappen. In die tijd werden die bollen en flappen niet per doosje bij de bakker gekocht maar per wasteil zelf gebakken. Vaak kon je tegen het tijdstip dat de klok 12 sloeg, al geen oliebol of appelflap meer zien.
Vanaf de kerst werd er overal al geknald. Dit was wel vuurwerk van veel lichter kaliber dan dat van tegenwoordig. Met recht durven mensen nu de straat niet meer op, bang dat ze zijn zwaar gewond het nieuwe jaar in te gaan. Mijn vrienden en ik kwamen zelden verder dan het afschieten van zogenaamde knalkurken en het aansteken van sterretjes, hetgeen bovendien een heerlijke geur verspreidde. Een knalkurk was inderdaad een kurk gevuld met wat kruit, die in de loop van een pistooltje werd gedrukt en die na het overhalen van de haan explodeerde. We vonden het wel leuk om her en der bij argeloze buurtbewoners zo’n knalkurk door de brievenbus in de buitendeur af te knallen.
Om 12 uur ‘s avonds waren we allemaal buiten en wensten we elkaar het beste toe voor het nieuwe jaar. Dat was een veilige en gezellige aangelegenheid, waarbij de politie of ME niet hoefde op te komen dagen om de orde te herstellen. Bovendien ontving ik dan in één adem de felicitaties met mijn verjaardag, waarmee mijn verjaardag voor de meesten gelijk een afgewikkelde zaak was.
Nieuwjaarsdag ‘s morgens gingen we al weer vroeg de straat op om vuurwerk te verzamelen dat niet tot ontbranding was gekomen. Het gevonden vuurwerk, vaak met geen of een zeer kort lontje, werd dan alsnog tot ontbranding gebracht. De leuze “je bent een rund als je met vuurwerk stunt” kenden we toen nog niet. Dat er in mijn vriendenkring dientengevolge geen gehandicapten zijn te noteren, mag echt een wonder heten.
EINDE
Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: