Aflevering 3: Een sympathieke conducteur

EEN SYMPATHIEKE CONDUCTEUR
Geschreven door Bert Plomp

Vlak voor Amsterdam werd de romantische stemming, waarin Wieky en ik verkeerden, enigszins getemperd. Een kalende conducteur vroeg naar mijn vervoersbewijs. Omdat ik spontaan op Utrecht CS in de trein was gestapt, kon ik hem dat natuurlijk niet overleggen. Toen Wieky merkte dat ik even sprakeloos was en mogelijk in de hoofdstad uit de trein zou worden gezet, probeerde zij mij uit deze netelige situatie te redden. Zij keek de treinopzichter, tenslotte ook maar een mens van vlees en bloed, met haar verleidelijke blik eens diep in de ogen.
Ofschoon de man zichtbaar van zijn stuk was gebracht en even naar adem snakte, kwam hij juist op tijd tot bezinning. Nog voordat de intercity Amsterdam CS binnenrolde, verlangde hij wederom dat ik mijn plaatsbewijs toonde.
Inmiddels had ik me redelijk weten te herpakken en legde de spoorwegambtenaar uit, dat ik ook een overheidsdienaar was. Dat ik bij het laden en lossen van postzakken op Utrecht CS niet tijdig de trein had kunnen verlaten. De aanvankelijk afkeurende blik van de man, veranderde terstond in een gulle, kameraadschappelijke glimlach. Hij borg onmiddellijk zijn bekeuringenboekje weer op in zijn tas.
Vele jaren later zat ik samen met mijn vrouw in de trein. Opnieuw kwam de bewuste conducteur op mij af. Wederom vroeg hij met een knipoog naar mijn plaatsbewijs. Inmiddels waren we familie van elkaar. Hij was getrouwd met een nicht van mijn vrouw.

Nadat ik op Amsterdam CS de conducteur hartelijk had bedankt voor zijn begripvolle houding, verliet hij de trein. Nu Wieky en ik eindelijk weer alleen waren, kwam bij ons het beeld van een romantisch dagje strand weer met kracht boven drijven.
Toen de intercity in Zandvoort aan Zee met een vertraging van zes minuten arriveerde, was het vijf voor twaalf. Bij het uitstappen, hadden we nog een hele middag zon en zee voor de boeg.
Vanaf het station naar het strand was het slechts vijf minuten lopen. Ik vond het nog te vroeg om mijn gezellin bij haar hand te pakken. Tenslotte kenden we elkaar nog maar net een paar uurtjes. Bovendien was ik ook niet gewend een ander persoon aan te raken, ook al ging het hier slechts om handcontact. En al helemaal niet, als het ging om een uitzonderlijk mooie vertegenwoordigster van het andere geslacht. Desalniettemin nam mijn hartslag per afgelegde meter, althans naar mijn gevoel, exponentieel toe. Mijn hartslag piekte echter toen we op het strand waren gearriveerd. Toen ik Wieky op de hoogte stelde, dat ik onder mijn jeans vanzelfsprekend geen zwembroek droeg. Daarop reageerde zij kortweg met te zeggen, dat het dragen van bladkleding op de plaats van bestemming niet noodzakelijk was. We waren namelijk op weg naar een heel intiem stukje strand. Kleding dragen had daar weinig zin. Simpelweg omdat op dat plekje zich doorgaans geen mens ophoudt. Haarzelf dan even niet meegerekend. Aldus zetten we onze voettocht onverminderd voort.
Op weg naar het beoogde stekkie, dat op een half uurtje lopen in de richting van het strand van Bloemendaal lag, zag ik aan Wieky’s resolute pas, dat ze heel erg zeker was van haar zaak. Dat ze onbekommerd en vastberaden de gekozen koers aanhield. Ze zal andersom wel gemerkt hebben, dat er bij mij enige aarzeling bestond over het doel.

Stappend door het warme zand en in de volle zon, wilde mijn charmante meisje zich alvast ontdoen van wat kleding. Nadat ik op haar uitdrukkelijke verzoek, met enigszins trillende vingers, haar witte jurkje aan de achterzijde had opengeritst, liet zij dat kledingstuk bevallig langs haar ranke lichaam tot op haar enkels afglijden. Ze stapte vervolgens langzaam uit het jurkje en borg het op in haar badtas. Onderwijl gunde ze mij ruimhartig een eerste blik op haar verrukkelijke lijf. Zij droeg nu nog slechts een minuscuul behaatje en een dito slipje.
Mijn opkomende opwinding werd echter flink getemperd door een plotseling invallende, drift-ontnemende gedachte aangaande een badtas.
In mijn vroege tienerjaren werd ik door familie en vrienden aangesproken met ‘Bertus’. Mijn volledige voornaam luidde namelijk ‘Albertus’. Bij mijn geboorte werd ik vernoemd naar de vader van mijn moeder.
Het is een koninklijke voornaam. Niets op af te dingen dus. Voor menigeen was het zelfs een naam om trots op te zijn. Voor mij was dat evenwel niet het geval. Ik vond het nogal een mondvol.
Omdat ik thuis nogal eens toegesnauwd kreeg “Houd je bakkes Bertus”, ervoer ik ‘bakkes’ en ‘Bertus’ op een gegeven moment als een twee-eenheid.
Daarnaast ontmoette ik destijds regelmatig jonge kinderen, voor wie het niet meeviel om de ‘r’ in ‘Bertus’ mee te nemen bij het uitspreken van mijn vorstelijke naam. Door hen werd ik steevast in plat Utrechts aangesproken met ‘Battas’.
Zelfs toen ik al jaren door het leven ging met de veel sportiever klinkende naam ‘Bert’, bleven die kindertjes volharden me met ‘Battas’ aan te spreken.

WORDT VERVOLGD

Voor alle afleveringen klik op: Met Wieky tussen de postzakken

Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina:

https://www.facebook.com/groups/377554749281077/