Aflevering 6: Het rotsblok van Tertsa

HET ROTSBLOK VAN TERTSA 
Geschreven door Bert Plomp

Al een geruim aantal jaren breng ik overdag de tijd door op het pittoreske strand van het kustplaatsje Tertsa. Dit piepkleine dorpje ligt hemelsbreed zo’n zeven kilometer verwijderd van Mirtos. Bezoek je dit dorpje vanuit Mirtos met de auto, dan ben je een kwartiertje onderweg. Tenminste, als je de ruige weg volgt direct langs de kust in westelijke richting. Heel anders is het gesteld, indien je de ‘hoofdweg’ door de bergen neemt. In dat geval is het een kilometer of vijfendertig en is het zeker een uur rijden voordat je op het strand ligt uit te blazen.
Met mijn huurautootje neem ik doorgaans de kustweg. Als ik alle gaten en diepe groeven in de weg bijtijds opmerk en weet te ontwijken, ben ik dus in vijftien minuutjes op de plaats van bestemming.
Ik neem bij voorkeur deze route, omdat hij niet alleen veel korter is, maar ook omdat er bijna geen tegenliggers op de loer liggen. Vooral op de terugweg, na inname van een zekere hoeveelheid Retsina, betaalt dat zich uit. Het blijft natuurlijk wel goed oppassen geblazen, want als je door een kuil in de weg heen ramt, kun je zo de macht over het stuur verliezen en over de klifrand in zee donderen. Een politieagent of een verkeerscontrole heb ik op die weg overigens nog nooit gezien.

Jammer genoeg hebben inmiddels meer vakantiegangers Mirtos en dit plekje ontdekt. Als ik ’s morgens naar Tertsa rijd, kom ik ze her en der tegen op de weg. De meesten zijn te voet, slechts enkelen zijn gemotoriseerd. Op een drukke dag zijn het er gelukkig niet meer dan vijftig, die de sprong naar ‘het beloofde strand’ wagen. Die ontwikkeling zie ik wel met lede ogen aan.
Natuurlijk kan ik het best wel waarderen, dat ook anderen de weg naar Tertsa weten te vinden. Tenslotte vind ik het maar wat leuk om met deze of gene een babbeltje te maken en een drankje te nuttigen. Maar het moet niet veel drukker worden, want anders verliest dit traditionele plaatsje zijn charme. Bovendien, als er meer mensen komen opdraven, gaat dat altijd gepaard met de komst van ‘verkeerd volk’.

Tertsa heb ik ooit ontdekt tijdens een rondje hardlopen. Waar ik ook vertoef, mijn dag begint altijd met een rondje hardlopen. Weer of geen weer.
Al westwaarts lopend langs de kust vanuit Mirtos, verscheen na een halfuur een nederzetting aan de horizon. Dit gehucht bestond uit niet meer dan een handjevol huizen en een paar taveernes. Het leek me een mooi keerpunt voor mijn loopje. In totaal zou ik aan het einde dan zo’n zeventig minuten de deur uit zijn geweest.
Nadat ik in het dorpje wat had rondgelopen, was ik er direct gecharmeerd van. Ik zag dat het dorpje ook van bovenaf door de bergen te bereiken was en besloot nog dezelfde dag met de auto terug te keren via de bergweg.
Zo gezegd, zo gedaan. Na mijn ‘yoghurt met vruchten’ ontbijtje, stapte ik in de auto en ging op weg. De bergroute was veel langer dan ik verwachtte. Ik was ruim een uur onderweg. Komende van een hoogte van wel achthonderd meter, was het vervolgens een lange duikvlucht naar de kust. Een steile afdaling lang, vol haarspeldbochten, gillende banden en kuilen.
Ik kan het nog altijd niet vatten, hoe men er ooit toe gekomen is om die weg aan te leggen. Een kilometerslange, geasfalteerde slingerweg, lopend vanaf de hoofdweg boven in de bergen tot helemaal beneden aan de kust. En dat alles aangelegd voor een handjevol huisjes en inwoners. Ik verwacht, de zomerse bezoekers, de honden, de katten, de geiten en de kippen niet meegerekend, dat Tertsa eerder twintig dan dertig zielen telt. Het kan haast niet anders zijn dan dat de Europese Unie achter dit project heeft gezeten.

Zij die de tocht naar Tertsa te voet afleggen, zijn niet te benijden. Het is een ware beproeving. Het is alsof je in de verzengende hitte door een woestijn moet trekken. Hoewel ik, zoals eerder gezegd, deze pelgrims liever niet dan wel die kant zie opgaan, kan ik het toch niet over mijn hart verkrijgen om hen in die afmattende hitte te laten voortploeteren, wanneer ik mijn bolide die kant uit stuur. Al helemaal niet wanneer het lifters betreft. Voetgangers, die bijna smeken om een plaatsje in je auto. Het komt wel eens voor, dat ik een paartje tegenkom en een lift aanbied, en dat de ene wel en de andere niet mee wil rijden. Met rood aangelopen hoofden beginnen ze dan te redetwisten, met als eindresultaat dat de vrouw in de auto springt en de man zijn beproeving voortzet.

In diezelfde vakantie, wikkelde ik de tocht naar Tertsa dagelijks hardlopend af. Mijn echtgenote kwam altijd wat later in de morgen opdagen. Zij kwam dan met de auto achter mij aan. Omdat ik ten minste tien kilometer per dag wilde lopen, maakte ik op het strand van Tertsa de decade vol. Over het zand liep ik dan langs de waterlijn iets meer dan een kilometer op en neer.
Het strand van Tertsa wordt aan het einde van het dorp door een enorm rotsblok in tweeën opgedeeld. Ofschoon je via een nauwe doorgang het volgende strand kunt betreden, lijkt het rotsblok een natuurlijke barrière te willen opwerpen. Alsof het alledaagse strandgangers wil beletten verder te gaan. Desalniettemin heeft een bepaalde groep badgasten ronduit maling aan deze welgemeende waarschuwing van moedertje natuur. Die gasten geven er toch de voorkeur aan om zich voorbij het blok op te houden. Niet omdat het daar nu zoveel gezelliger vertoeven is. Er is daar namelijk alleen maar zand en geen enkele mogelijkheid om iets te consumeren. Die gasten trekken voorbij het rotsblok om redenen van intieme aard.
Dit stukje afgelegen natuur noem ik sinds mijn waarnemingen ter plekke: “Het strand van de mannen van de knots.”
Toch is het ook weer niet zo, dat je daar het risico loopt je nek te breken over dergelijke mannen. Want zo dicht liggen ze daar nu eenmaal niet bezaaid. Als er hier en daar ‘een lid zich ophoudt’, is het veel.

WORDT VERVOLGD

Voor alle afleveringen klik op: Een toyboy op Kreta

Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina:

https://www.facebook.com/groups/377554749281077/