Aflevering 15: Een gelukkige jeugd

EEN GELUKKIGE JEUGD
Geschreven door Bert Plomp

Mijn jeugd bracht ik door in een naoorlogse nieuwbouwwijk in Utrecht.
De bewoners van deze wijk: het Lodewijk Napoleonplantsoen, waren zeer verscheiden van aard.
Je had er arbeiders, ambtenaren, onderwijzers, artsen en andere beroepsbeoefenaren.
Ook al waren hun politieke voorkeuren zeer uiteenlopend, ze leefden in harmonie met elkaar.

Het was een kinderrijke buurt. Buiten spelen op straat was voor de meeste kinderen de voornaamste bezigheid.
De kinderen waren onbezorgd en kenden geen angst. Zo hoort het ook te zijn in je jonge jaren.
Van die periode kan ik me niet herinneren dat dood en verderf ooit een schaduw over mijn levensplezier wierpen.
Ik kan me geen dag voor de geest halen, waarop ik treurig gestemd was vanwege bijvoorbeeld het overlijden van een familielid of een bekende.
Wellicht werd je als kind toentertijd bewust niet opgezadeld met zulk deprimerend nieuws.
In die tijd vielen kinderen elkaar niet lastig over een verschil in huidskleur. Gewicht, uiterlijk en komaf speelden toen sowieso geen rol.
De kinderen accepteerden elkaar simpel zoals ze waren.

Veel jongeren van nu bezwijken onder obesitas of zijn magerder dan magere Hein. Weer anderen zijn de hele dag bezig selfies te verzenden om van vrienden bevestigd te krijgen dat ze er goed uitzien, dat ze gelukkig zijn.
Het aantal neuroten en kinderen met psychische problemen rijst de pan uit. En toch is Nederland een van de gelukkigste landen ter wereld. Tenminste, als je de enquêteurs wilt geloven.

Om het kindergeluk nog wat verder op te schroeven, menen de beleidsmakers dat het de hoogste tijd is om twaalfjarigen geestelijk rijp te maken voor actieve orgaandonatie.
Het is volgens deze vooruitdenkers belangrijk dat kinderen weten dat ze andere kinderen blij kunnen maken met hun organen.
Uiteraard nooit eerder dan dat een arts groen licht heeft gegeven. Bijvoorbeeld na een “dodelijk” ongeval van het donerende kind.
Kinderen zouden op jonge leeftijd al moeten beslissen of ze hun organen willen afstaan of niet.

Nu we toch zo voortvarend bezig zijn, zouden we die jonge zieltjes dan ook maar niet gelijk laten kennismaken met euthanasie en voltooid leven, met het hele “Pia-arsenaal”?
Je kunt er niet vroeg genoeg over beginnen, dunkt mij.

Wanneer komen die vooruitstrevende denkers eens met het idee om kinderen liefde voor dieren bij te brengen, vraag ik me dan af. Kinderen op school aan het verstand brengen dat dieren meer zijn dan warmbloedige consumptieartikelen. Dat dieren ook recht hebben op een gelukkig leven. Te leren dat het barbaars is om dieren massaal te vernietigen omdat ze als product voor de consument niet 100% koosjer zijn.

De wereld was en is nog steeds verbijsterd over het feit dat de nazi’s in de tweede wereldoorlog miljoenen joden hebben vergast.
Het valt niet mee om de realiteit van zo’n gruweldaad volledig tot je door te laten dringen.
Dat laatste geldt ook voor veel dierenleed.
Wie heeft er wakker gelegen van het feit dat honderdduizenden kippen als afval werden geruimd? Omdat er een verwaarloosbare hoeveelheid fipronil in hun eitjes zat.
Wie ligt er wakker van al die met dieren volgepropte megastallen. Stallen die met de regelmaat van een klok in de hens staan. Helse vuren, waarin keer op keer duizenden varkens levend verbranden.
Als je de angst in de ogen van die arme dieren ziet, wanneer ze “slechts” naar de “nette” slacht gaan, dan moet je daar misschien ’s nachts ook maar beter niet aan denken.

Het is zaak dat kinderen weten dat een offerfeest, uit hoofde van welk geloof dan ook, vooral dient om de eetlust van een massa feestgangers te bevredigen. Dat het weerzinwekkend is dat voor zo’n feestmaaltijd dieren zonder verdoving de strot wordt doorgesneden.
We zien ieder jaar opnieuw die walgelijke beelden. Beelden van arme dieren die voor hun leven vechten. Dieren die zich verzetten een garagebox te worden ingeduwd om aldaar op gruwelijke wijze te worden afgemaakt. Een garagebox waarvan de muren doordrenkt zijn van bloed.
En al dat misselijkmakende leed omdat ene Ibrahim zijn mes niet goed geslepen had. Hij wilde namelijk aanvankelijk de strot van zijn zoon doorsnijden. Wat met een bot mes natuurlijk geen sinecure is. Hij wilde zo een offer brengen ter ere van God.
“Ach Ibrahim jochie, met een rammetje ben ik ook al tevreden” had God hem toen laten weten.

Had Ibrahim nu wel het mes eerst geslepen voordat hij dat rammetje om zeep hielp? En als het mes wel vlijmscherp was geweest, zouden al die gelovigen dan nu jongetjes massaal slachten en verorberen? In dat geval hadden we heden niet met overbevolking te kampen gehad, realiseer ik me.
Trouwens, wat is een offer waard als je het zelf consumeert? Dan kan ik bij de Heer niet meer stuk. Ik offer hem namelijk iedere dag een fles wijn.
Het zijn zulke overdenkingen, waarvan ik ’s nachts wakker lig.

Zelfs de Partij voor de Dieren ziet er geen brood in om massaal de straat op te gaan tegen deze barbaarse slachtpartijen.
Het zou de beleidsmakers en het onderwijs sieren indien door hun inzet eindelijk een einde kwam aan al dit dierenleed. Dat getuigt pas echt van vooruitgang. Veel meer dan dat kinderen op jonge leeftijd reeds bezig zijn met de dood.

EINDE

Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina:

https://www.facebook.com/groups/377554749281077