Aflevering 2: Alle zegen komt van boven

ALLE ZEGEN KOMT VAN BOVEN
Geschreven door Bert Plomp

Florence was als kind een lief, rustig meisje. Jeany en ik namen haar als baby overal mee naar toe. Achter op de Tomos, tussen ons ingeklemd.
Wanneer we bij familie of vrienden op bezoek gingen, was er altijd wel een logeerbedje aanwezig, waarop we Florence te slapen konden leggen. Ze viel dan meestal direct in slaap. Ook als we naar een luidruchtig feestje gingen, was zij van de partij. Eenmaal op bed gelegd, sliep zij werkelijk door alles heen.

Anders dan haar vader, haalde Florence in haar jeugd zo goed als geen kattenkwaad uit. Eerst in haar late tienerjaren kwam daar enige wijziging in.
Dat ze weinig streken uithaalde, kwam vooral omdat wij haar doen en laten op enige afstand scherp in de gaten hielden. Het betekende natuurlijk niet dat zij alleen maar braaf was.
We lieten haar zo veel mogelijk haar eigen gang gaan. Door veel met haar over van alles en nog wat te praten, trachtten we haar onder meer rekenschap bij te brengen. Op die wijze hoopten we ontsporingen te voorkomen.
Als gevorderde tiener deed ze wel eens dingen, die niet door de beugel konden.
Zo had ze op een dag plotseling de kuierlatten genomen. Samen met haar beste vriendin Démiencke, was ze spoorloos verdwenen. Terwijl wij als ouders volledig in het duister tastten omtrent de reden.
Gelukkig was ze dezelfde dag, weliswaar toen het al lang donker was, weer boven water. Het bleek een soort protestactie te zijn geweest. De meisjes wilden zo meer bewegingsvrijheid afdwingen. We baalden enorm, want als het donker is en je weet niet waar je dochter uithangt, dan is leiden in last. Het was ook niets voor Florence om op die manier haar zin door te drukken.

Toen Florence nog klein was, speelde ze veel met haar Barbiepoppen. Met toebehoren erbij, had ze een kast vol van dat spul. Daarmee kon zij zich de hele  dag in haar eentje goed vermaken.
Ze bezat ook een hele reeks knuffeldieren. Knuffeldieren die stuk voor stuk overal mee naar toe moesten. De knuffels gingen mee naar bed. Ze gingen mee op vakantie of op visite. Menigmaal moest ik terug naar huis rijden omdat Florence onderweg ontdekte dat een bepaald knuffeldier eenzaam en alleen thuis was achtergebleven.
De grote zak knopen van haar Indische oma, was echter haar favoriete speelgoed. Florence kon urenlang zoet zijn met die knopen. Zodra die zak weer eens omgekeerd werd op tafel, was het opvallend hoe snel ze ontdekte dat een bepaalde knoop ontbrak. Terwijl zij met haar kleine handjes door de grote berg knopen griste, was het plotseling: “Oma waar is die mooie, goudkleurige knoop gebleven?”. Tja, oma had wel eens een knoop nodig uit de grote verzameling en hoopte dan maar, dat haar kleinkind niet ontdekte dat die was verdwenen. Het huis was te klein indien de bewuste knoop niet terugkeerde in de zak. Oma redde zich meestal uit die situatie door haar, ter compensatie, een nog mooiere knoop aan te bieden.

Florence was op heel jonge leeftijd al zindelijk. Als kleine kleuter had ze geleerd haar behoefte op een potje te doen. Nadat ze dat een aantal keren vlekkeloos had gedaan, besloot ze voor de verandering een keer haar blokkendoos voor dat doeleinde te gebruiken. Dit was temeer een vermakelijke handeling, omdat die blokkendoos was voorzien van een deksel met verschillend gevormde gaten erin. Gaten waar doorheen met die openingen corresponderende blokjes geduwd konden worden. Althans bij normaal gebruik. Florence was maar wat trots met het bereikte eindresultaat.
Een andere gebeurtenis, die behoorlijk op mijn lachspieren werkte in die dagen, was een al te heftige uitzwaaiactie harerzijds.
Gedrieën bewoonden we toen de twee bovenste etages van een groot pand aan de Maliesingel, recht tegenover de Sterrenwacht. De hoofdbewoonster was de moeder van een tante van mij. Wij verzorgden de oude vrouw.
Ik was destijds gewoon, iedere middag thuis te komen lunchen. Het kantoor van de AMEV waar ik werkte, was gevestigd op het Kanaleneiland. Het was een halfuurtje fietsen.
Na het nuttigen van een zeer eenvoudige lunch, vertrok ik weer met een goed gevulde maag richting kantoor.
Het was Florence haar dagelijks gebruik, zodra ik op de fiets stapte, mij van boven uitvoerig uit te zwaaien. Dit uitzwaaien ging zo nu dan gepaard met flink bonzen op de ruiten. Dat laatste gebeurde eens zo heftig, dat de ruit aan diggelen ging. Beneden op straat, gebogen over mijn fiets, kreeg ik een regen van glasscherven op mijn kop.

WORDT VERVOLGD

Voor alle afleveringen klik op: Een zware bevalling

Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina:

https://www.facebook.com/groups/377554749281077/