Onder politiebegeleiding naar de kapper

ONDER POLITIEBEGELEIDING NAAR DE KAPPER
Geschreven door Bert Plomp

Met de komst van the Beatles en the Rolling Stones ging het roer in huize Plomp werkelijk volledig om en was het definitief gedaan met het ouderlijk gezag. We waren al tijden mijn ouders aan het provoceren en hen aan het uitdagen en vooral heel grof aan het doen waar het op het geloof aankwam.
Voordat we echt met rust werden gelaten aangaande bijvoorbeeld onze haardracht, waren er nog heel wat hordes te nemen.
Ik denk dat ik veertien jaar oud was en Charles twaalf, toen we het wel voor gezien hielden met een regelmatig bezoek aan de kapper. Voordien probeerde mijn vader regelmatig de kapperskunsten van ene heer Dupré op onze behaarde hoofden los te laten. Dupré was een vriend van de oude Ter Steege – een oud-collega van mijn ouders uit de Leger des Heils periode – en hij onderscheidde zich in het bijzonder van een doorsnee vriend doordat hij beschikte over een heuse tondeuse, welke een formaat had waarmee je normaal een volwassen schaap te lijf gaat. Voor het scheren van schapen werd hij trouwens ook regelmatig gevraagd.
Mijn vader was altijd bijzonder enthousiast over de kapperskwaliteiten van deze man.
Dat enthousiasme was met name gelegen in het feit dat een
knipbeurt á la Dupré heel goedkoop was en er ging zoveel haar van af dat je het eerste half jaar niet meer aan de beurt was.
Dupré kende slechts één coupe: de “Heinrich Himmler coupe”. Met andere woorden: een lekker fris zeer hoog opgeschoren – tot aan het dak van de schedel – kapsel. Zo liep mijn vader er dan ook regelmatig bij. Toch wel een beetje vreemd voor iemand die zo’n bloedhekel aan de Nazi’s had.
Tenslotte probeerden Charles en ik – gelijk mijn vader – ook zoveel mogelijk op onze idolen te lijken en dan was het zaak om uit de buurt te blijven van Dupré.
Overigens Theo had een krullenbol en had het niet zo op met lang haar en Saskia – zij had wel wat op met lang haar – was nog maar een meisje van een jaar of zes en te teer voor een confrontatie met zo’n scheermaniak.
Om de confrontatie met de beul met de tondeuse te vermijden, ontfermde ik me regelmatig over het kapsel van broer Charles. Hij vertrouwde mij dat wel toe en ieder resultaat was beter dan het eindresultaat á la Dupré. Ik knipte zijn haar ook uiterst behoedzaam, maar het resultaat was toch altijd een soort monnikenkapsel.
In navolging van mijn idolen, was ik ook één van de eersten bij ons in de buurt die koos voor lang haar.
Samen met Charles liep ik zodoende met half lang haar rond en dat maakte mijn ouders echt wanhopig: “Wat zullen de buren wel niet denken?”. Dat ze daar zo krampachtig over deden was eigenlijk heel verwonderlijk. Immers al hun idolen, te weten al die bijbelse figuren, kenden we alleen maar uitgedost met veel langer haar.
Ons op eigen kracht nog te bewegen naar de kapper te gaan was passé: daar hadden mijn ouders onvoldoende gezag meer voor en Dupré is nooit echt een optie geweest.
Dat bracht mijn ouders ertoe, in een uiterste poging, de politie – hun beste vrienden – in te schakelen om Charles en mij te dwingen onze lange haren bij de kapper op de Rubenslaan te laten knippen. De schoonzoon van de kapper in kwestie, ontmoette ik dertig jaar later op een congres. Met deze persoon had ik vroeger ook nog een paar jaar op eenzelfde school doorgebracht.
We spraken na het congres af om samen met onze partners eens een keer in Luden in Utrecht uiteten te gaan. Toen ik gedurende het etentje vernam dat zij – de echtgenote van mijn oude schoolkameraad – op de Rubenslaan had gewoond en dat haar vader aldaar een kapperszaak had gehad, kwam het gesprek op een merkwaardig incident terecht dat haar vader ooit had meegemaakt en haar had verteld.
Het verhaal was dat er ooit in de zestiger jaren twee jongens
uit het Lodewijk Napoleonplantsoen onder begeleiding van de politie in de zaak van haar vader arriveerden met het verzoek van de politie hun haren kort te knippen. Uiteindelijk liep deze politionele actie helemaal op niets uit, want zodra ze in de zaak gearriveerd waren, liepen deze jongens even zo vrolijk de zaak weer uit.
In die periode zat ik op de RHBS aan de Kruisstraat. Ook daar was men niet gecharmeerd van mijn lange haren.
Menigmaal moest ik me voor aanvang van de lessen melden bij de conrector om daar te vernemen dat ik niet toegelaten zou worden tot de lessen zo lang ik niet mijn haren liet knippen. Het gevolg was dat ik heel wat uurtjes in andere, veel gezelligere, etablissementen heb doorgebracht.
Onder het genot van een biertje en een sigaretje heb ik in een cafe aan het Hanengeschrei met uitzicht op de Oude Gracht heel wat partijtjes schaak gespeeld met lotgenoten.

EINDE

Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina:

https://www.facebook.com/groups/377554749281077/