Aflevering 1: Leuke winkeltjes

LEUKE WINKELTJES

Het ene na het andere pittoreske winkeltje sluit voor de laatste maal zijn deuren. In sommige dorpen, die ooit leuke winkelstraatjes kenden, is geen winkel meer te bekennen. Indien men daar wat wil inslaan moet men naar een grotere plaats uitwijken, veelal een plaats kilometers verderop gelegen. Eenmaal daar aangekomen, tref je slechts een supermarkt aan en als je geluk hebt een warme bakker en een slager. In de grote steden, zoals Utrecht, zie je ook steeds meer speciaalzaken sluiten en daarvoor in de plaats verschijnen dan van die grote schreeuwerige kledingpakhuizen met veel schijnwerpers die een verblindend licht verspreiden, met veel herrie en grote stapels “hobbezak” kleding en daarmee overeenkomend schoeisel. Waar kun je nog terecht voor een paar onvervalste halfhoge Clarks – vroeger ook wel “bordeelsluipers” genoemd? In de sixties kocht ik die, als ik het wel heb, altijd bij Manfield in de Choorstraat in Utrecht. Gelukkig heb ik recent in London een paar bruine en in Dublin een paar zwarte exemplaren kunnen bemachtigen. Waar kun je überhaupt nog terecht voor een paar behoorlijke schoenen?

Hopelijk weet Utrecht weer nieuwe kleine speciaalzaken in de binnenstad aan te trekken op de opengevallen plekken. Wat ik ook mis is die vishandel in de Lange Elisabethstraat in Utrecht. Als we daar met mijn ouders op een zaterdag in de buurt verkeerden, kreeg ik steevast de opdracht een aantal “zure bommen” bij die “visboer” te halen. In die dagen werd bijna iedereen die ergens in handelde een boer genoemd, door simpelweg boer toe te voegen aan het product waarin hij handelde. Zo hadden we naast de visboer: de kolenboer, de melkboer, de groenteboer, de petroleumboer, de schillenboer, de vuilnisboer, de ijzerboer enzovoort. Men schroomde in die dagen zelfs niet een eerzame overheidsdienaar als een postbode tegemoet te treden met: “Hee postboer heb je nog post voor mij?”. Ik was altijd zeer in mijn nopjes als ik weer gevraagd werd zure bommen te halen. De zaak van de bewuste visboer was namelijk nabij de toenmalige nachtclub Limburgia gevestigd. Als ik die nachtclub passeerde op weg naar de visboer, hield ik de pas altijd wat in om fluks even in de etalage te kijken. Daarin stonden wat foto’s opgesteld van veelal blonde schaars geklede dames. Het liefst had ik dan even stilgestaan om het aangebodene – gelijk in andere etalages – beter te beoordelen. Zo’n actie zou mijn vader of mijn moeder hebben beloond met een gigantische klap voor mijn harses. Bij daglicht stilstaan voor zo’n établissement werd vroeger opgevat als een soort zedendelict en zeker door een stel “vrome” ouders als de mijne. Met veel plezier betrapte ik mijn vader in die tijd eens met “De Lach” op zijn schoot, terwijl hij dit seksblaadje – standaard lectuur destijds bij herenkappers – naar de anderen in de huiskamer afschermde met een ander magazine uit de leesportefeuille “De Revue”.

WORDT VERVOLGD

Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina:

https://www.facebook.com/groups/377554749281077/