Huis op stelten

HUIS OP STELTEN 
Geschreven door Carla Maaswinkel

Het is 1973.
“Jo, ga even zitten en luister naar me. Ik heb je wat belangrijks te vertellen.
Als ik over 2 maanden naar onze dochter ga in Californië en jij wilt niet mee, dan lijkt het me een goed idee dat we het huis verhuren.”
“Zo, zo, denk jij dat, da’s niet mis. En waar moet ik dan wel naar toe?”
“Ik had gedacht dat jij dan naar Carla gaat. Die heeft ruimte zat en jullie zijn als twee handen op één buik, dus dat gaat wel goed.
Dan ben je verzorgd, je kunt wat klusjes doen daar en met je schoonzoon ouwe verhalen ophalen. Ik heb ze al min of meer ingelicht van onze plannen en ze vinden het enig.”
“Onze plannen, welja. Typisch mijn vrouw. Allemaal al geregeld en ik weet van niks. Mag ik dan misschien wel weten aan wie je het huis gaat verhuren en hoe je dat denkt te doen?”
“Als jij in je uppie hier blijft, dan kost dat handen vol geld. Gas, elektra, telefoon, kachel, dat gaat allemaal door. Jij alleen in dit grote huis, dat lijkt me nu ook niet je van het. Dat gaat niet goed. De hele boel verslonst. Ik ben naar zo’n verhuurbureau gegaan en ze zijn hier geweest om te kijken. Het feit dat we vier slaapkamers hebben was bij voorbaat al hartstikke goed. Wat denk je dat het opbrengt?”
“Hoe moet ik dat nou weten. Vijfhonderd gulden per maand of zo? “
“Doe er maar duizend bij.”
“1.500 guldens per maand? Schoon in het handje? Dat is een vermogen.”
“Ja, schoon. Ik dacht wel dat je hiervan ging stralen. Ik een half jaar weg en wij 9.000 guldens rijker.”
“Minus jouw reis en alle kosten daarbij.”
“Daar heb ik voor gespaard. Dat weet je best en jij bent onder de pannen.”
“Weet je al wie erin komt. God weet wat je in huis haalt.”
“Nee, dat weet ik niet maar volgens het bureau zijn het altijd keurige mensen, meestal gezinnen die tijdelijke een onderkomen zoeken.
Van ambassades of zo, of van de Shell.”

Als pa eenmaal overtuigd is, wordt er uitgebreid gesproken over wat er gedaan moet worden. Alle speciale en waardevolle spullen naar Carla, de dochter in Woubrugge. Het zijn weken van voorbereiden, sorteren, pakken, wegbrengen, huisraad en serviesgoed tellen en invullen op door het bureau gemaakte formulieren.
Spanning en veel woordenwisselingen. Chaos in het hele huis, want alle kasten moeten leeg, kleding in koffers zakken en dozen, die her en der verspreid staan in kamers en de grote hal. Er volgt een algehele schoonmaak, want de lege kasten vereisen een soplap. De gordijnen moeten worden gewassen en al het meubilair gaat nog eens extra in de boenwas. Het beddengoed wordt hersteld of vervangen, handdoeken liggen keurig gestapeld in de linnenkast. Oude pannen worden vervangen. Kortom het hele huis staat op stelten.
Dan is het zover. Ma wordt naar Rotterdam gebracht om in te schepen op de Maasdam en richting New York te varen (destijds werd de oversteek nog met de boot gemaakt). Pa staat met dochters op de kade om haar uit te zwaaien. Iedereen is volledig uitgeput van het harde werken.
De sleutels worden afgeleverd bij het bureau en Pa gaat richting Woubrugge.
Hij voelt zich verstoten uit zijn huis, hij moet zijn vertrouwde armstoel missen, hij moet een ander visstekje vinden in een onbekend gebied aan de Oude Wetering en hij kan niet meer tot diep in de nacht naar sport luisteren, puzzelen of lezen. Hij moet zijn leven voorlopig delen met anderen.
De eerste weken gaan goed, zowel in Amerika als in Woubrugge.
Pa begint te genieten van al het nieuwe, van het schaken met z’n schoonzoon met een stevige borrel in handbereik. Hij krijgt ander maar lekker eten, en zelfs het opsteken van een dikke Hofnar sigaar is toegestaan.

Op een morgen wordt Pa gebeld door de buurvrouw van het ouderlijk huis.
“Jo, ik weet niet wie jullie in huis hebben gehaald, maar daar klopt iets niet. Er komen de meest vreemde jankgeluiden uit jullie woning, de voordeur staat altijd open en het is een komen en gaan van allerlei raar uitgedoste kale mannen.”
Carla belt het bureau. Niets aan de hand, het zijn buitenlanders en die hebben soms wat andere gewoontes. Daar moeten ze begrip voor hebben.
Zij voeren voortdurend controle uit en het zijn keurige mensen. Zij zullen de tijdelijke bewoners verzoeken dat ze minder luidruchtig zijn en vooral de voordeur moeten sluiten.
Het heeft geholpen want er volgen geen berichten meer.
Een maand later echter weer een telefoontje. Nu van een andere buur, een etage lager.
“Jo, dit kan echt niet langer. Of je doet er zelf wat aan, of we gaan er werk van maken. Er hangen de hele dag oranje lappen aan de drooglijn.
Die lappen zijn zo lang, dat ze het uitzicht bij ons belemmeren. Ze stampen boven ons hoofd tot diep in de nacht en dat gekreun, we worden er gek van. Er gebeuren daar rare dingen Jo, dat kan niet anders. En allemachtig Jo, er komt zo’n stank uit jullie huis!”
Het bureau!
“Wij zullen ons van deze situatie terstond op de hoogte stellen en wij bellen u terug.”
De volgende dag.
“Het spijt ons enorm, maar het blijkt dat de door ons gecontracteerde huurders uw huis hebben onderverhuurd aan enkele boeddhistische monniken.
Wij waren daar uiteraard niet van op de hoogte. Onze excuses. Wij hebben maatregelen getroffen en hen verzocht uw huis onmiddellijk te verlaten.
Dit zal voor u verder geen schade opleveren.”
De oranje lappen aan de waslijn! Het gezang en de geluiden. Iedereen is uitermate nieuwsgierig. Monniken in huis?  Carla denkt aan “flower power” lieden en vreest het ergste. Ondanks het verzoek nog niet naar het huis toe te gaan, besluiten Pa en Carla dit te negeren.
Met lood in de schoenen gaan ze op pad. Met de reservesleutels komen ze binnen.  Wat zij aantreffen valt nauwelijks te beschrijven. Uit de grote kamer zijn alle meubels verwijderd en die vinden ze opgestapeld, kriskras door elkaar terug in een van de slaapkamers. Kennelijk gebruikten de monniken geen stoelen of tafels. Het grote vloerkleed vertoont overal kaarsvet, vlekken en brandgaten. Het parket evenzo. In de keuken is de chaos nog groter, vette pannen, stapels serviesgoed op het aanrecht, een vloer met een laag viezigheid, een gasfornuis waar al maanden geen soplap aan te pas is gekomen. Al het linnengoed heeft een oranje tint. De badkamer is één grote mestvaalt. In de slaapkamers overal matrassen met veel oranje lakens. Het grote balkon achter het huis vol met kartonnen dozen, afval ligt her en der verspreid. Zelden is vader zo kwaad geweest, op moeder, op de buren, op zichzelf, maar vooral op de man van het bureau.
Het heeft weken geduurd om de wanorde te herstellen. De schade was aanzienlijk, maar werd vergoed. Toen ma terugkwam, was alles in orde en zat pa prinsheerlijk op haar te wachten in zijn eigen stoel, met een Hofnar sigaar, een borrel op zijn bijzettafeltje én een goed gevulde spaarpot.

EINDE

Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina:

https://www.facebook.com/groups/377554749281077/