Een diamanten ring

EEN DIAMANTEN RING
Geschreven door Carla Maaswinkel

Het is 1961. Petra hangt over de reling van het cruiseschip en kijkt naar de bedrijvigheid op de kade ver beneden haar. Het vertrek uit de New Yorkse haven Hoboken wordt voorbereid. Bell boys lopen rond met drankjes en hapjes. Passagiers werpen serpentines naar de zwaaiende achterblijvers op de wal en er vormt zich een kleurrijk gordijn. De turbines worden gestart. Een trilling gaat door het schip. De reis kan beginnen. Het ‘drijvende dorp’ wordt behoedzaam door de loodsen en de kapitein uit de haven gemanoeuvreerd. De serpentinelinten scheuren als een symbolisch afscheid.
Zodra het schip buiten territoriaal water is, gaat de douane met de loods van boord. Het cruiseleven kan beginnen. Als de oceaanreus de monding van de Hudson rivier achter zich laat, vervormt het eiland Manhattan tot een klein stukje land waarop de wolkenkrabbers als vreemdsoortige pieken dicht op elkaar staan. De skyline van New York.

Petra gaat naar haar hut. Ze deelt de kleine ruimte met Lydia, een struise blonde meid uit Alkmaar. Lydia is kapster. Petra heeft een gecombineerde functie. Telefoniste en secretaresse. Het werk stelt weinig voor. Het is voor haar één grote vakantiereis waar ze volop van wil genieten.
De tweede dag bereiken ze St. Thomas, één van de Virgin Islands in de Caraïbische wateren. Het schip wordt de haven in begeleid door een ‘pilot’ (de loods). Zodra aangemeerd vertrekken de meeste dames en heren van de crew per taxi naar de Morning Star Beach. Petra gaat mee. Een paar uur genieten van zon, zee en strand. Het is immers haar werkvakantie.

Lydia is er ook en stapt onmiddellijk op Petra af.
“Kun jij mijn ring in jouw tas bewaren? Ik vergeet hem af te doen en in de hut te laten.”
“Nou, liever niet Lydia. Heb je zelf niets bij je waar je hem in kan doen?”
“Nee, alleen maar een badtas. Ik ben zo bang dat ik hem verlies. Het is een diamanten ring van mijn overleden verloofde, weet je. Als ik die verlies ga ik ook dood.”
“Petra stopt de ring in haar portemonnee.”

Op een terras zoekt iedereen een plekje om iets te eten. Petra neemt haar portemonnee mee en terwijl ze gaat zitten, legt ze die onder haar bibs. Zo kan ze hem niet vergeten. Jaap een stuurman, die bij haar aan tafel zit, rekent ook haar sandwich af en gezamenlijk lopen ze terug naar het strand. De middag vordert. Er wordt gedanst, geflirt, gezwommen, gedronken en veel gelachen.

De kapsters en winkeldames zijn eerder vertrokken. Om 3 uur moeten zij weer in dienst treden. Een uurtje later maken ook de overigen aanstalten om terug te gaan. Als Petra vlak voor de loopplank uit een taxi stapt, staan daar zoals gebruikelijk als controle team de eerste stuurman, de bootsman en de scheepspolitie. Ook Lydia staat op de loopplank.
“Ha, daar ben je eindelijk, waar blijf je? Geef me alsjeblieft maar gauw mijn ring terug.”
Petra kijkt verschrikt naar Lydia. Ring, portemonnee, terras, stoel, ik zat er op. Grote God waar is mijn portemonnee?
Ze staat te trillen op haar benen en tegen beter weten in zoekt ze in haar tas.
Lydia heeft onmiddellijk door dat er iets niet klopt.
Ze begint te krijsen.
“Waar is mijn diamanten ring?”
Intussen heeft het ontvangst comité bij de loopplank in de gaten, dat er iets mis is.
De imponerende politieman bemoeit zich ermee.
“Problemen, dames?”
“Ik heb haar mijn diamanten ring geleend en nu is ze hem kwijt.”
Hysterisch wijst Lydia naar Petra alsof die een dievegge is. De verwijten schallen over de kade.
Petra probeert uit te leggen wat ze denkt dat er is gebeurd.
De portemonnee moet op de grond zijn gevallen en zij heeft er niet meer aan gedacht.
De 1ste stuurman en de scheepspolitie overleggen met een nogal verfomfaaide man, die met een pijp in de mond en versleten pet op, heftig staat te knikken. Een grote snor van een onbestemde kleur in een verweerd gezicht kan een lach van mond tot oor niet verbergen.
De heren hebben veel plezier!
“Ga maar met hem mee. Hij rijdt wel even met je naar het strand terug. Maar opschieten, we vertrekken om half vijf. De 1e stuurman wijst naar het ongure type.
Dat redden we nooit, denkt Petra.
Ze rent achter de man aan, die in een meer dan gammele jeep stapt. De motor reutelt en schokkend rijden ze van de kade richting de hellende weg naar de Morning Star Beach.
“Sorry dear, this oldy cannot go any faster.”
Petra, die nog in shock is en zich totaal niet op haar gemak voelt naast deze bonkige man, kijkt steels op haar horloge. Er zijn al ruim 10 minuten voorbij.
Vlak bij de top van de helling slaat de motor af. Ook dat nog! Ze is in alle staten.
“Am afraid we’ve got to push. I’ll push, you take the wheel.”

Petra krijgt het nog benauwder. Ze kan geen autorijden maar ze houdt wijselijk haar mond. De man duwt de auto met gemak het laatste stukje omhoog. Rent dan naar voren en pakt het stuur van haar over terwijl Petra haastig opzijschuift. De auto hobbelt de helling af en de motor slaat aan. Tien minuten later arriveren ze bij het volkomen verlaten strand.
Petra haast zich naar de bar en vraagt de verbaasde barkeeper of er een ‘wallet’ is gevonden.
Neen.
Even twijfelt ze maar loopt dan snel naar het tafeltje waaraan ze heeft gezeten.
“Oh dank u, dank u, Lieve Heer.”
Haar portemonnee ligt wonder boven wonder onder de stoel. Zoals ze al dacht, door de houten spijlen van de zitting geslipt. Ze geeft een kushandje richting barkeeper en rent weer terug naar de jeep.
“I’ve got it, I’ve got it. It was still lying there, underneath the chair.”
“Lucky you. Well come-on then. We’ll take another routing. Must pick up someone.”
“But we don’t have time, sir.” Petra kijkt op haar horloge. Dat kan hij toch niet menen. Het is al kwart over vier. Ze komen veel te laat.
De man geeft geen antwoord. Hij schreeuwt iets in een onverstaanbaar taaltje in een groot apparaat, dat half uit het dashboardkastje hangt. Hij lacht luid en kijkt haar spottend aan.
Op de boulevard stopt hij. Een bijna zwarte vrouw wringt zich naast haar op de voorbank.
Ze knikt Petra toe.
“She’s my wife.”
“Oh, OK.” Ze ergert zich enorm aan de laconieke man.
Dan ziet ze in de verte een groot wit schip met de zo bekende gele pijp.
De S.S. Statendam! Maar in de verzengende hitte worden land en zee één, als een fata morgana. Ze is er zeker van dat het schip al vaart, gewoon is vertrokken zonder haar. Ze begint te huilen. Op van de zenuwen. Het is inmiddels half vijf.
De vrouw ziet haar wanhoop en zegt iets tegen de man in een bestraffende toon.
Hij begint te grinniken en legt zijn hand op Petra’s blote knie.

“Stop worrying my sweet little girl, I am the pilot.
They cannot leave without me!”

EINDE

Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina:

https://www.facebook.com/groups/377554749281077/