DAT MOET MIJ WEER OVERKOMEN
Geschreven door Gerda ten Wolde
Oh, ik ben zo stom geweest, werkelijk zooooo stom!
Ik was op onderzoek bij de muren van het grote huis en had een gaatje gevonden in de buitenmuur, waardoor ik in de spouwmuur kon komen. In die muren is het altijd zo lekker warm in de winter. In dit geval kon ik zien dat andere muizen me al voor waren geweest, want door dat spul in de spouwmuur was een gangetje geknaagd. Kijk, muizen gaan niet ergens heen als er niets te eten valt, dus leek het mij een goed plan om dat gangetje te volgen. Het was een hele klim en uiteindelijk stond ik op de zolder. Zelfs mijn ogen moesten even wennen, want het was er aardedonker. Mijn neus pikte wel de onmiskenbare geur van pindakaas op. PINDAKAAS?!?
Nu moet je weten dat pindakaas zo ongeveer het lekkerste is wat er op aarde bestaat. Bijna net zo lekker als druiven. Al lopend door het donker werd de geur sterker en sterker, dus ik moest wel dichterbij komen. Ik raakte wat gewend aan het donker en zag in een hoekje van de zolder iets staan en daar kwam ook die zalige geur vandaan. Het bleek een soort iglo te zijn, maar je kon er zo doorheen kijken. En op de bodem …… daar zat een dikke, vette klodder pindakaas. Daar moest ik bij zien te komen. Ik had geluk, want ik hoorde of rook geen andere muizen die ook op weg waren naar dit lekkers, dus het was mijn “buit”.
Na wat klimwerk, vond ik aan de bovenkant van de iglo de ingang. Moeilijk plekje hoor. Ergens aan de zijkant was makkelijker geweest. Enfin, ik heb me naar binnen laten zakken en heb me gestort op de pindakaas. Een koningsmaal, wat een prima kwaliteit zeg. Er zaten zelfs stukjes pinda in. Ik heb mijn buikje rond gegeten en even een dutje gedaan. Toen ik weer naar huis wilde, stuitte ik op een probleem. Ik kon er met geen mogelijkheid meer uit. Als ik omhoog sprong, prikte er steeds venijnige pennen in mijn velletje. Om moedeloos van te worden. Wat nu? Mijn moeder zei altijd: “Al is een probleem nog zo groot, slaap er eerst maar een nachtje over, misschien valt het dan wel mee.” Dus ben ik maar gaan slapen.
Bruusk werd ik wakker geschut. Zij van het grote huis had de iglo in haar handen en zat me strak aan te kijken. Zou ze me herkennen. Ze liep door het huis met die iglo met mij erin en ging de trap af. Ze liep door de keuken, waar ik allerlei heerlijke geuren opsnoof. Ik heb maar even goed om me heen gekeken, want je weet maar nooit waar dat goed voor is. Bovendien; ik kon toch geen kant op. Ik moet je wel vertellen, dat ik het heel erg eng vond hoor. Zij was zo dichtbij!
Vanuit de keuken liep ze de tuin in, dus ik dacht dat ze mij naar mijn huis zou brengen. Maar nee, ze liep naar de andere kant van de tuin, waar de grote conifeer staat, je weet wel, waar destijds de kleine mereltjes beschutting hadden gezocht. Daar bleef ze staan en hield de iglo heel dicht bij de grond. Ze morrelde nog wat aan de iglo en kwam er een gat in de bodem waar ik pardoes doorheen viel. Boem, zo op de grond. Ze had me wel mogen waarschuwen. Ik schrok me een versuffing en had wel een poot kunnen breken! Meteen ben ik onder de struiken weggedoken. Zij keek me nog na, maar deed verder niets. Het is dus gelukkig allemaal met een sisser (en wat blauwe plakken) afgelopen.
WORDT VERVOLGD
Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: