Carnaval

CARNAVAL
Geschreven door Carla Maaswinkel

In de pub zit een vreemd stel gabbers bij elkaar. Ze smeden plannen, zakkenvullende plannen!
Daar is Sjaak, uit de kluiten gewassen, opvallende biceps, hoge gespierde rug en turbodijen waarvoor geen confectie jeans te koop zijn. Hij loopt altijd in een 4xXL niets verhullend trainingspak, dat betere dagen heeft gekend. Zijn bijnaam is dan ook ´Turbo´. Hij werkt als uitsmijter in een nachtclub. Een baan die in de meest letterlijke zin op zijn lijf is geschreven.
Naast hem zit als grote tegenstelling, Chris. Een klein gedrongen figuur met korte stevige benen en ronde kuiten. Chris, de schilder alias glazenwasser. Een mooie ietwat verlopen smoel met ondeugende grijsblauwe ogen. Hij heeft als bijnaam ´flikker´. Niet dat hij dat is, in tegendeel. Hij is een flierefluiter, monogaam zeer onbekwaam, de charmeur van het Bossche. Neemt wat hem veelvuldig wordt geboden, heeft 5 kinderen bij meerdere vrouwen en met geen van hen was of is hij getrouwd. Flierefluiter werd flikker. Chris heeft met zijn bijnaam geen moeite. Flirt er rustig op los en geniet van zijn lijf en lid. Zijn bijnaam komt hem zelfs in hachelijke situaties uitstekend van pas.
Op de achterstevoren geplaatste stoel hangt Georgi, de slimme Pool. Al ruim 15 jaar in Nederland maar de taal van zijn nieuwe vaderland spreekt hij nog altijd matig tot slecht. Zijn makkers verstaan hem overigens goed. Kwestie van gewenning.
De eigenaar van de pub, een Italiaan, heeft zich met 4 pilsjes in één hand, bij zijn amici gevoegd. Alfredo is de ´gelikte´. Geen Italiaans restaurant, daarvan zijn er genoeg, is zijn mening. Nee, een goed lopend café met een paar biljarttafels, speelautomaten en voor een krats een lekkere boeren hap. Het legt hem geen windeieren. Geen obscure bijnaam voor hem. Hij heeft een status hoog te houden. Gewoon, Alfredo en voor zijn vrienden Fred.
Het snode plan werd in de afgelopen maanden uitvoerig voorbereid. Riskant, dat wel, maar te doen. Ze gaan ervoor. Ze hebben ervaring, weten van wanten. Carnaval staat voor de Bossche deuren. Vanaf morgen is hun stad voor een paar dagen Oeteldonk. Het is te merken, buiten en binnen. Geen verkeer in de binnenstad, zelfs niet voor Chris, ondanks zijn vergunning. Z´n vaste klantjes op de Markt om hun winkelruiten te wassen, kan hij niet bereiken. Het centrum is nu van Prins Carnaval en zijn gevolg. Bakker De Groot maakt overuren om zijn meest gewilde Bossche bollen te bakken.
De ´buitenlanders´ uit het westen en hoge noorden zijn al gearriveerd om zich straks te bezatten. Die horen er ook bij en het wordt node toegestaan. Business is business!
De vier kornuiten zullen zich in het carnavaleske mengen. Flink uitgedost, onherkenbaar, want daar gaat het om. Ze mogen onder geen beding worden herkend. Alfredo heeft prachtige maskers laten maken. Hij heeft, met zijn Venetiaanse achtergrond zo zijn contacten.
Flikker heeft een arsenaal aan materieel in zijn garage staan, nodig om zijn ambt uit te voeren maar ook voor hun gewaagde plan komt het een en ander goed van pas. De benodigde spullen voor hun ´kraak´ hebben hij en de Pool al in de bestelwagen geladen. De Pool is de doener, de praktijkman, de slimme jongen. Sjaak zorgt voor de rest, zogenaamd zaken die ´van de auto zijn gevallen´, of die hij op de zwarte markt voor een prikkie heeft gekocht.
Tijdens de optocht moet het gebeuren. Ze hebben gisteren de praalwagens bekeken, kennen de route en de volgorde van opstelling. Flikker zal lopend naar de Brabanthallen gaan, de startplaats van de stoet. Hij woont er vlakbij.
Alles klopt, is tot op de minuut uitgestippeld. Ze weten alle vier wat ze moeten doen. Hebben geoefend en mogelijke missers bij voorbaat uitgeschakeld. Varen blind op kennis van zaken.
Ha, de gabbers zijn er klaar voor!
Flikker loopt de volgende morgens in zijn fluwelen pak met wijde cape richting Brabanthallen. Onder zijn veel te lange cape zeult hij een AH-tas met spullen mee. Hij vindt al gauw de door Bossche Italianen gemaakte praalwagen waarop hij zal meerijden. Hij stapt in de rijkversierde gondel die in het midden van de wagen staat en zet zijn masker op. De cape is te lang voor z´n korte benen en het masker te groot voor zijn kleine kop. Hij krijgt het benauwd en voelt zich tamelijk belachelijk.
Sjaak staat dicht bij het doelwit en houdt de grote deur van de witgoedwinkel in de gaten. Hij heeft zijn masker nog niet op, wel een pruik, en ook hij draagt een wijde mantel. Hij zou, met een beetje fantasie, een magiër kunnen zijn.
De Pool heeft de rest van de apparatuur onder zijn beheer en wacht in zijn geparkeerde bestelbus op de dingen die komen gaan. Hij is verkleed en lijkt op een Arabier, draagt een witte lap om zijn torso en heeft een masker op dat zijn hele hoofd bedekt.
Fred staat aan de stoeprand vlak bij het doelwit en is vermomd als edelman. Zijn masker is mooi maar onopvallend. Hij wacht op de praalwagens, op Flikker en het sein van Sjaak en de Pool.
Er kan niets misgaan. Het is Carnaval. Het volk is nu al in extase, danst, host en lacht. Iedereen is verkleed, iedereen heeft plezier. Kinderen gooien slingers en confetti over de straat, de fanfarecorpsen zorgen voor een kakofonie van geluiden en de majorettes gooien hun blote benen hoog de lucht in. Ze bibberen van de kou en solliciteren naar een blaasontsteking.
Fred wiebelt op z´n voeten, steekt een sigaretje op maar bedenkt zich. Hij kan niet bij zijn mond met dat masker op. Achter hem schalt André´s ´De ballen van de Koningin´ uit een café. Dan hoort hij in de verte de sirenes van brandweerauto´s, politiewagens en ambulances. Het lijkt op groot alarm. Zijn mobiel trilt ergens onder z´n cape. Flikker meldt zich.
“Hé Caro, we hadden afgesproken niet te bellen. Wat moet je nou, man?”
“Hou op met je Caro, debiel. Verdomme, je houdt het niet voor mogelijk. Er is een grote brand uitgebroken, vlak bij mijn huis. D´r staan een stuk of acht huizen in de fik. Alles is afgesloten. Ik moet ernaar toe Fred, straks gaat m´n boeltje eraan. En dan nog wat, door dit gelazer is de route van de stoet veranderd. Ze maken een omweg en komen niet langs, je weet wel. We kunnen het wel vergeten. Moeten er maar van afzien. Er klopt nu geen barst meer van. Ik ben helemaal over de rooie.”
Fred gromt. Wie had dit nu voorzien.
“Hé man, de optocht via een andere route? Maar als de politie met man en macht ergens anders in de stad is, dan is er minder kans op………”
Flikker geeft Fred geen kans z´n zegje te doen.
“Wat zeg ik je nou net, lul. Ik moet afhaken. M´n huisje, snap je? Bovendien, zonder de apparatuur die ik hier heb kunnen jullie niks uithalen. Vergeet het nou maar.”
Fred kijkt om zich heen, ziet de Pool in zijn bestelwagen en loopt ernaartoe. Hij geeft hem een seintje dat hij eruit moet komen. Het grote lijf met de ´jurk´ en pruik is zo potsierlijk, dat hij spontaan in de lach schiet.
“Gaat niet door makker. Flikker heeft gebeld en denkt dat z´n huis in de fik staat. Er is groot alarm rondom de Brabanthallen. De stoet maakt een omweg en komt hier helemaal niet meer langs. Ik ga een kijkje nemen bij Flikker. Waarschuw jij de anderen en dan treffen we elkaar later in de pup. Ik lust straks wel een paar pintjes. We kunnen maar beter gebruik maken van onze vermommingen en Carnaval gaan vieren. Ken nu in ieder geval de tekst van ´de ballen van de koningin´. Laten we onze plannen maar in de kast leggen. Shit man, had mezelf al rijk gerekend met de buit. Eerst maar eens zien of het huis van onze paniekzaaier echt in de fik staat. Alaaf broeder, we komen eraan!”

EINDE

Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina:

https://www.facebook.com/groups/377554749281077/