Aflevering 65: De Provence, Aurélia is thuis

DE PROVENCE, AURÉLIA IS THUIS
Geschreven door Gerda ten Wolde

Eindelijk stopte de camper voor een groot hek. We waren aangekomen in Lorgues. In de verte hoorden we meerdere honden blaffen en ook een paar geiten mekkeren. Waar waren we nu weer terecht gekomen. Als het maar geen gevaarlijke engerds waren, die honden. We waren wel verwend met Luca en Balda; wie weet waren dit ook wel lieverds.
Aurélia was door het dolle heen. Dit was haar huis! Ze herkende het blaffen van de honden. En toen de deur van de camper openging, liepen bij haar de tranen langs haar snuitje. Niet van verdriet, maar van vreugde. Dit was haar thuis!
Ze kon haast niet wachten om naar buiten te glippen. Eindelijk kon ze naar buiten en rende naar het hek, terwijl ze piepte “Kenzo, ik ben weer thuis”!!
Kenzo zou wel een van die drie honden zijn, want daar rende Aurélia op af. Het bleek een vrij grote blonde labrador op leeftijd te zijn. Aurélia sprong lachend in zijn vacht. Wat was ze blij!
Kenzo was kennelijk ook heel blij dat Aurélia weer thuis was, want ook hij jankte van geluk.
Die twee waren echt dol op elkaar, dat was duidelijk te zien. Gedurende hun buitengewoon enthousiaste begroeting vergaten ze de wereld om zich heen.
Pas na een poosje kwamen ze wat tot rust. Toen durfden wij drietjes ook wat dichterbij te komen. Hoewel op ons hoede, want er liepen nog twee honden rond.
Kenzo was op de grond gaan liggen op een manier, waarop hij mij deed denken aan Falkor het Geluksdraakje uit de Neverending Story. Je zou zo op zijn rug klimmen en met hem wegvliegen. Bij wijze van spreken dan hè.
Hij stelde ons gerust en vertelde dat we niet bang hoefden te zijn voor de andere honden, Bullit en Canelle. Als ze wat aan ons gewend zouden zijn, kwamen ze zich vanzelf wel voorstellen.
Kenzo waarschuwde ons wel voor Titus, de zwarte kat. Die was dol op muizen. En dat bedoelde hij niet vriendelijk
Op de zolder en in de schuur van het huis waar Kenzo woont, had Titus al menig muisje op bloeddorstige wijze vermoord en opgegeten. Hij beloofde een hartig woordje met Titus te spreken en hem vooral op het hart te drukken dat hij ons viertjes met rust moest laten. Anders zouden de consequenties voor hem zijn. Oeps, dat was nog eens serieus dreigende taal.
We voelden ons meteen een stuk veiliger met zo’n grote zorgzame hond in onze nabijheid.
Aurélia en Kenzo hadden heel wat te bepraten, want Aurélia was best een lange tijd weg geweest.
Het was een grote schok voor haar om te horen, dat alle kwartels het onderspit hadden moeten delven. Een kwaadaardige, uitermate sluwe fret was het hok binnengedrongen en had de kwartels met huid en veer verzwolgen. De honden hebben nog geprobeerd te redden wat er te redden viel, maar ze konden door de kleine opening het hok niet in. Ze konden slechts toekijken hoe die fret de ene na de andere kwartel afslachtte en naar binnen werkte.
Alsof het nog niet genoeg was bleek, dat onlangs ook Renard de Vos een bezoekje had afgelegd. De kippen raakten daar zo van van de leg, dat er 3 op de vlucht zijn geslagen. Tot op de dag van vandaag heeft niemand nog iets van ze vernomen. Of ze nu zelf vertrokken waren of dat Renard daar een poot in had, vertelt het verhaal niet. De oudste en tevens grootste kip is door Renard vreselijk toegetakeld. Ze heeft twee grote gaten overgehouden aan het gevecht met die engerd. Je wordt er niet goed van als je dat ziet.
Aurélia, was wel erg blij dat het met de geiten wel goed ging. De jongste van de drie was behoorlijk gegroeid en wat waren die horens groot geworden. Dat was wel iets om voor uit te kijken.
Aurélia was na het horen van deze gevallen van rampspoed best wat van slag en wilde ons meenemen naar haar huis achter het schilderij. Je weet wel, dat schilderij waar ze in het hoekje een gat had gevreten, waardoor ze zich zo kon laten zakken. Dan kon ze via de muur naar het hok van Bambi, het konijntje, waar ze allerlei lekkere dingen uit het konijnenvoer kon snoepen.
Echter, Kenzo stak hier een stokje voor. Hij kwam met een vaag verhaal, dat wij wel moe zouden zijn en dat we wel honger zouden hebben en dat hij wel een plekje wist waar heerlijke bessen groeiden. Hij wilde duidelijk tijdrekken.
Eigenlijk hadden we helemaal geen honger, maar omdat we niet onbeleefd of onvriendelijk wilden zijn, gingen we toch maar even met Kenzo mee naar een hoekje achter in de tuin. Heel lief bedoeld van hem, maar die bessen waren niet te eten, wat waren dat zure krengen. We konden met moeite voorkomen dat we alle vier met vertrokken bekkies zaten.
Toen was het over, Aurélia draaide zich om en liep op een holletje richting de buitengalerij, op weg naar haar huisje achter het schilderij.

WORDT VERVOLGD

Voor meer gratis verhalen, gedichten en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: https://www.facebook.com/groups/377554749281077/