VREDE OP AARDE
Mijn moeder was een duidelijke Heijgen representant.
Ze was altijd heel strijdvaardig en nooit te beroerd om haar mening te laten horen, tegen wie en waar dan ook.
Haar kritische blik was bijna vermaard. Dat viel niet altijd in goede aarde.
Ik vrees dat ik ook iets van dat alles heb meegekregen, maar ik ben gelukkig altijd in staat geweest om me diplomatiek op te stellen en om me dienovereenkomstig uit te drukken, getuige de inhoud van mijn columns en verhalen.
De relatie met mijn moeder is lange tijd zeer moeizaam geweest. Pas toen ik definitief het huis uit was, begon ik sympathie voor haar te voelen en begrip te krijgen voor het feit dat zij het bepaald niet makkelijk heeft gehad. Dat we tot dan geen warme band hadden, kwam omdat ze me op jonge leeftijd regelmatig alleen liet staan en in belangrijke situaties niet steunde of beschermde tegen “de boze buitenwereld” en dat er van tonen van liefde voor mij al helemaal geen sprake was. Van de kant van mijn vader was het eigenlijk niet veel anders gesteld.
Het zou heel anders zijn geweest als mijn moeder ook maar een beetje getoond had van de zorg van een Antilliaanse moeder voor haar kind. Zo’n moeder die als een leeuwin door dik en dun voor haar kind opkomt en zo nodig haar leven daarvoor opoffert en absoluut niets negatiefs over haar kind wil horen, ook al is het een boef.
Het vreemde is dat mijn moeder wel heel betrokken was met het lot van andere kinderen in haar Leger des Heils periode. Legio foto’s heb ik van haar gezien met kinderen in weeshuizen, terwijl ze die kinderen in haar armen koesterde en met overgave verzorgde. Ze zal wel gedacht hebben: “Vergeleken met de aandacht die ikzelf vroeger heb gehad, hebben die kinderen van mij eigenlijk helemaal niets te klagen”. Ik neem haar dan ook niets kwalijk.
Na de dood van mijn vader, werd de band met mijn moeder steeds beter. Ik heb nadien veel plezier met haar gehad. Ze kon er heel goed tegen dat ik haar regelmatig plaagde, vooral met haar geloof. Ze had immers al heel lang geleden opgegeven dat ik ooit nog iets zou hebben met waarin zij zo heilig geloofde.
Ik kan me nog heel goed herinneren, toen ik in haar ogen volkomen van God los was, dat ze me ieder jaar weer attendeerde op de aanstaande “EO-jongeren dag” en dat die dag door zoveel leuke jonge mensen werd bezocht. Jammer dat ik haar nooit het plezier heb kunnen doen om daar eens te verschijnen. Later realiseerde ik me dat als er van die leuke mannelijke jongeren als onze Arie Boomsma op zo’n “EO-jongeren dag” afkwamen, dan zullen er vast en zeker ook wel dito vrouwelijke jongeren in groten getale acte de présence hebben gegeven. Toch een gemiste kans.
In onze jeugd waren mijn jongere broer Charles en ik zeer bedreven in het zo kort mogelijk maken van onze christelijke carrière, tot groot verdriet van mijn ouders. Oudste broer Theo, Theodorus: het cadeautje van God, was wat vromer uitgevallen in die dagen en bovendien leergieriger.
Zondags werden we geacht de bijeenkomsten op de zondagschool te bezoeken, daarvoor kregen we ook wat collectegeld mee. We hebben die zondagschool, ergens tegenover de hervormde kerk in de buurt van de Adriaen van Ostadelaan, slechts een paar keer bezocht. Bij het tweede bezoek werden we vriendelijk doch dringend verzocht niet meer terug te komen omdat we steeds onder de bijbelvertellingen zaten te vloeken. Het collectegeld hebben we nog maandenlang, slechts op weg naar deze instelling, uitgegeven in een cafetaria in de buurt van die zondagschool.
Op latere leeftijd, het was kerstavond 1974, hebben Charles en ik de start van wat een vrolijke en vrome kerst had moeten worden, voor mijn ouders enigszins verziekt door de opmaat naar de viering van de geboorte van het kindeke aan te vangen met het afstemmen van de televisie op de speciale VPRO-kerstshow van Sjef van Oekel. Mijn ouders, de arme zielen, waren al lang blij dat hun twee rebelse zonen in hun kerstviering participeerden. In deze aflevering van Sjef van Oekel werden zij, of ze het wilden of niet, mede getuige van het optreden van ene “dominee Bongers van het jeugdpastoraat”, die gedurende de hele uitzending, welke zoals gebruikelijk zeer chaotisch verliep, probeerde een stichtelijke kerstboodschap aan het adres van de jongere televisiekijkers uit te spreken. Echter dat viel hem steeds lastiger omdat hij de uitzending lang aan de jenever was en uiteindelijk geen zinnig woord meer kon uitbrengen. Onderwijl was Sjef van Oekel zelf zo dronken dat hij, tussen de kerstbomen liggend, de fietstas aan de fiets van ingenieur Evert van der Pik aan het vol kotsen was. Aan het einde van de show roept onze dominee vertwijfeld uit: “Verhip ik moet nog een kerstnachtmis leiden zo dadelijk”.
Charles en ik hebben kromgelegen van het lachen. Mijn ouders keken heel zuur: ze konden natuurlijk niet anders op grond van hun christelijke overtuiging. Echter het zou me niet hebben verbaasd indien zij ook, weliswaar niet voor ons zichtbaar, hebben moeten lachen: zij waren inmiddels door ons ook wel het een en ander gewend.
Mijn ouders hadden al een geruim aantal jaren een vakantiebungalow op camping Het Grote Bos te Driebergen. Later kocht ik er ook één, vlak naast die van hen. Na het overlijden van mijn vader, haalde ik mijn moeder aan het begin van het weekend altijd op als ze ook naar het bos wilde gaan. Ze belde me dan vaak even op om te informeren of ik nog een paar spulletjes kon meenemen voor haar. Ik deed dan altijd een beetje plagerig door te zeggen dat ik niet al te veel ruimte had in de auto. Als ik dan arriveerde in het Lodewijk Napoleonplantsoen, stond ze beneden op de stoep voor het flatgebouw al klaar met haar hondje en een halve straat vol met oude spullen, die ze in de loop van de week op verkopingen had verzameld.
Hoewel haar huisje in het bos reeds tot de nok toe gevuld was met soortgelijke spulletjes, zag ze toch steeds weer kans er een nieuwe voorraad aan toe te voegen.
Mijn moeder is een stuk ouder geworden dan mijn vader, maar niet echt oud. Ze stierf in 1990 op 75-jarige leeftijd, eveneens aan de gevolgen van de “gevreesde ziekte”. Haar huisarts had tijdens een onderzoek vastgesteld dat er iets mis was met haar maag en haar voor verder onderzoek doorverwezen naar een specialist. Het heeft misschien een half jaar geduurd voordat het afgelopen was in maart. Terwijl ze al ernstig ziek was, heeft ze nog deel uitgemaakt van haar kerkkoor tijdens de kerstzang: ze is zingend en zonder vrees haar einde tegemoet getreden.
Hoe sterk de band met haar familie was, bleek nog eens duidelijk toen haar twee zusters Aafke en Mientje de laatste weken van haar ziekbed niet van haar zijde zijn geweken en mijn moeder tot en met haar begrafenis hebben verzorgd.
EINDE
Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina: