Aflevering 22: Het noodlot slaat toe

HET NOODLOT SLAAT TOE
Geschreven door Gerda ten Wolde

Sorry, dat ik misschien wat warrig overkom, maar ik ben zo verdrietig.
Vanmorgen wilde ik samen met Beau naar mijn ouders toe om het grote nieuws te vertellen. We verwachten een muisje! Echt we waren door het dolle heen. Eindelijk hebben we straks een gezinnetje. Huisje, tuintje, muisje.
We zijn dan misschien nog maar kort samen, maar we houden van elkaar en dat is het allerbelangrijkste.
Enfin, we liepen dus uiterst behoedzaam door de tuin, want je weet nooit wanneer die Killer Cat tevoorschijn springt. We liepen achter de struiken om en langs de schutting, het liep gesmeerd. Niets te horen, niets te ruiken, niets te zien. Onderweg liepen Beau en ik nog te praten over namen en of we willen gaan vernoemen. Dat vernoemen zien we niet zo zitten, maar een mooie Franse naam, in verband met mijn afkomst, lijkt me wel erg leuk. Beau heeft heel toevallig ook een Franse naam, dus niemand zal het dan vreemd vinden. De nodige namen passeerden de revue. Maar we waren het er nog niet over eens, want steeds kwam er een nog mooiere naam boven drijven. Nog best moeilijk hoor, want je wilt je kind natuurlijk wel de allermooiste naam geven.
Na verloop van tijd naderden we het einde van de schutting. Dat is altijd het gevaarlijkste moment, want dan moet je uit de schaduw komen en een stukje over het pad naar het schuurtje van de buren lopen. Goed kijken en dan de gok wagen. We renden over de stoep en bereikten veilig het schuurtje. Voorzichtig liepen we langs het hout voor de openhaard. Links, rechts en naar boven kijkend, af en toe stilstaan, ruiken en vooral goed luisteren. Katten kunnen sluipen hoor, met die zachte pantoffelpootjes.
Achter in het schuurtje staat een kast en aan de zijkant bij de muur zit een spleet waar je zo achter die kast kunt komen. Daar wonen mijn ouders.
Het is doodstil in het huisje van mijn ouders, dus heb ik nog een paar maal geroepen, maar geen gehoor. Ze waren niet thuis. Vast op pad om eten bij elkaar te scharrelen. Ook Aurélia, die bij mijn ouders logeert, was er niet, dus maakten wij aanstellen om weer terug naar huis te gaan.
Net toen we vanaf het schuurtje weer naar de schutting wilden rennen hoorden we een ijselijke kreet. Mijn vader!!
De koude rillingen liepen langs mijn rug. Er moest iets afschuwelijks aan de hand zijn, want zo’n kreet had ik mijn vader nog nooit horen slaken.
Beau en ik slopen, weer uiterst behoedzaam, naar de andere kant van de schuur. Wat we daar zagen zal voor altijd op mijn netvlies gebrand staan.
Die afschuwelijke Killer Cat zat met zijn valse, arrogante kop en dikke kont midden op de stoep. Voor hem lag mijn vader. Hij leefde nog, maar daar was alles mee gezegd. Mijn moeder was in geen velden of wegen te zien. Ik vreesde het ergste.
Ik wilde niet de aandacht van Killer Cat op mij vestigen, maar kon mijn vader toch niet aan zijn lot overlaten. Zachtjes riep ik mijn vader. En gelukkig ….. hij hoorde mij. Tussen twee halen en een knauw van Killer Cat door, sommeerde hij mij zo snel mogelijk en zo ver mogelijk weg te gaan. Ik stond als aan de grond genageld. Daardoor was ik getuige van de misselijkmakende moord op mijn vader.
Killer Cat “speelde” met het lichaam van mijn vader. Sloeg het heen en weer, gooide het omhoog en beet erin. Uiteindelijk gaf mijn vader de strijd op en stierf een gruwelijke dood. Die rot kat beet hem in twee stukken en at die op, wal-ge-lijk, en liep daarna uitermate hooghartig en zijn bek aflikkend weg. Hij wierp nog een blik onze kant op, maar Beau en ik doken net op tijd weg.
Het was zo snel gegaan dat ik niet eens meer had kunnen vragen naar mijn moeder. Waar was ze, leefde ze nog, of was ze ook verzwolgen door die Killer Cat? Zoveel vragen, maar geen antwoorden.
Ik was blij dat Beau bij me was, want het werd me allemaal te veel. Beau leidde me weg van de onheilsplek. Hij zei me nu vooral goed op mezelf te passen en vooral te denken aan ons ongeboren muisje.
Gek, maar ineens leek een vernoeming van ons muisje naar of mijn vader of mijn moeder toch wel een heel mooi gebaar. Beau was het daar gelukkig roerend mee eens.
Mijn vader was opgegeten door die afschuwelijke kat, maar van mijn moeder geen spoor. Ik ben niet achterlijk, dus ging ik er voorzichtig van uit dat zij misschien al eerder ten prooi was gevallen aan de sadistische praktijken van die MOORDENAAR.

WORDT VERVOLGD

Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina:

https://www.facebook.com/groups/377554749281077/