HET VERBODEN BOS
Geschreven door Carla Maaswinkel
Wij woonden met het gezin aan de Weteringkade in Den Haag en keken van tweehoog uit op het Schenkviaduct. Op zondag zag je massa’s mensen richting het VUC-terrein lopen, dat aan het eind van het viaduct lag, richting Bezuidenhout. Als fan van VUC (Voorwaarts Utile Dulci Combinatie) toen een goed spelend amateurteam, was het voor mijn vader zijn zondagse uitje als er ’thuis’ werd gespeeld. Via de trappen vlak bij ons huis, ging hij het viaduct op en wandelde dan door weer wind in zijn lange leren jas naar zijn club. Tegen de tijd dat hij weer terugkwam, stond ik voor het raam hem op te wachten. Hij zwaaide dan uitbundig, vooral als VUC gewonnen had. Toen ik wat ouder werd mocht ik met hem mee, zo trots als een aap, al begreep ik toen nog niet veel van het voetballen. Dat is nu wel anders.
De lagere school waar ik elke dag naar toe liep lag ook in het Bezuidenhout, de wijk die in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog zo geteisterd werd. Na de oorlog heeft het lang geduurd voordat de puinhopen werden geruimd en de straten begaanbaar werden. Voor ons kinderen was het een pure uitdaging om door de puinhopen naar huis te lopen. Strikt verboden door vader en moeder, maar gehoorzaamheid, daar had ik het niet zo mee. Vermoedelijk omdat de oorlogsjaren mij als kleuter aan huis hadden gebonden. Het was toen te gevaarlijk om buiten te spelen. Dus de ‘remmen’ gingen zogezegd los toen heel langzaam de wereld om ons heen weer toegankelijk werd voor jonge kinderen. Kattenkwaad uithalen, touwtjespringen, knikkeren, belletje trekken, hinkelen; het was één grote ontdekkingsreis.
De ruïnes in het Bezuidenhout, die zal ik nooit vergeten. Een droevige puinhoop van duivelse herinneringen voor vele gevluchte bewoners. Maar op die jonge leeftijd ben je je daar niet zo van bewust. Spelen op die puinhopen was veel leuker. Hier en daar kon je zelfs over stenen en hout de restanten van de huizen nog binnen gaan, maar als ik dan thuiskwam met diverse krassen op mijn schoenen, dan werd er behoorlijk gefoeterd.
Maar na 6 jaren op de lagere school, ging ik naar een andere school, ter voorbereiding op de middelbare school. Die school lag vlak bij het Haagse Bos. Ik kreeg een fiets en toen ik eenmaal goed met die fiets kon omgaan, dankzij mijn vader, die mij dat met oneindig veel geduld had geleerd, mocht ik zelfstandig overal naar toe rijden. Maar één ding werd me verboden. Ik mocht absoluut niet door het Haagse Bos fietsen. Er omheen prima, maar beslist niet door dat bos. Maar waarom dan? Iedereen fietste er doorheen. Mensen zaten op bankjes en kinderen speelden er. Wat was er dan zo gevaarlijk?
Men sprak in die tijd niet over seks en zeker niet met kinderen. Waar de baby’s vandaan kwamen, dat ervaar je zelf wel een keer, zal mijn moeder gedacht hebben. Of ze liet die voorlichting wellicht over aan de schoolmeester of -juffrouw. Maar die was er niet en is ook nooit gekomen. Er was nog geen tv dus ook geen programma’s die je overlaadden met gesprekken over seks c.q. lesgeven in seks, films over seks, etc. Je wist niets, helemaal niets. Seks was een taboe.
Op zondagmorgen mochten wij onder geen enkel beding de slaapkamer van onze ouders binnengaan. Dat was een gegeven. Toen ik oud genoeg was om te begrijpen dat er toch wel iets achter die gesloten deur passeerde, toen ging ik vragen stellen aan mijn oudste zus. Die grinnikte maar wat en vertelde mijn vraag natuurlijk door aan mijn moeder. Geen uitleg. Luisteren en vooral doen wat je gevraagd werd en dat nieuwsgierige kind dom houden.
Op een zondag was ik het veto totaal vergeten. Er zat een muis in mijn slaapkamertje en daar was ik als de dood voor. Ik rende hun kamer in want mijn vader was een ster in het verjagen of vangen van muizen.
Ik zag daar in het grote bed een kluwen van armen en benen en schrok me rot.
“Wel verdomme, maak dat je weg komt”, hoorde ik mijn vader brullen.
Wat er daarna gebeurde laat ik maar in het midden. Het feit dat ik me dit nog herinner spreekt voor zich. Maar het heeft wel indirect alles met dat ‘verboden bos’ te maken.
Als mijn ouders die ver
hadden verteld over ’the bees and the birds’ dan was alles wellicht anders gelopen. Nee – ‘denk er om, niet door het bos fietsen’. Alweer een verbod en in mijn gedachten waren die er om te negeren, zo klein en eigenwijs als ik was. Nieuwsgierig bleef ik. Mijn oudste zus las ‘stoute boeken’ en als ze weg was, pikte ik die uit haar kamer maar ik begreep geen snars van wat erin stond.
Het was herfst, als ik het mij nog goed herinner. Ik was laat omdat ik had moeten schoolblijven. Strafregels schrijven ‘Ik mag niet brutaal zijn’, wel 50 keer. Toen ik eindelijk daarmee klaar was, begon het al te schemeren. Als ik door het bos zou gaan en heel hard zou fietsen, dan scheelde dat minstens 7 minuten en dan kreeg ik thuis misschien wat minder op m’n donder. Te laat was ik toch al.
Doen, Carla, gewoon doen! Dat eeuwige ‘je mag dit niet en dat niet’! Maar ik was wel van plan iets te doen dat mij ten strengste was verboden. Daar hadden ze een reden voor en die rommelde in mijn hoofd en gaf me een akelig gevoel. Als ze erachter komen………!
Ik racete toch maar het fietspad op.
Maar toen……..een klap, een lekke band.
Teruggaan naar school of lopen naar het andere eind van het bos?
Teruggaan leek op dat moment kennelijk beter en op school naar huis telefoneren was de enige mogelijkheid.
Mijn voorwiel met de platte band hobbelde over het pad terwijl ik terug begon te lopen. Raar, dat je dit soort kleine details nog weet.
“Lekke band, kindje? Zal ik je even helpen?
Voor mij stond een lange man met een grijze baard en een bloot bovenlijf.
Ik werd bang van hem. Heel erg bang.
Ik hoorde mijn moeder al schreeuwen: ‘Heb ik het je niet duidelijk genoeg gezegd, kreng dat je bent, niet door dat bos fietsen.”
“Nee mijnheer, ik kan het zelf wel.”
“Ach kindje lief, dat kan jij helemaal niet. Kom maar even hier en kijk eens wat ik hier voor je heb.”
Hij scharrelde een beetje om me heen en opeens liet hij zijn broek zakken. Ik zag iets wat ik nog nooit eerder had gezien. Ik weet nog dat ik mijn fiets heb laten vallen en als een gek ben gaan rennen, terug naar school. Ik hoorde de man achter mij struikelen, natuurlijk over die afgezakte broek en dat gaf mij de voorsprong die nodig was om uit dat bos te komen.
Bij school zag ik de conciërge nog in zijn kantoor zitten en hij liet me binnen. Toen hij mij tot bedaren had gebracht heb ik hem het verhaal moeten vertellen. Mijn ouders werden gewaarschuwd en ook de politie. Ik beefde als een riet en was totaal over mijn toeren. Die man met ‘dat ding’ werd een nachtmerrie.
Mijn ouders maakten niet veel gewag over het feit, dat ik alweer ongehoorzaam was geweest. Ik kreeg later zelfs een tweedehands fiets.
De volgende dag moest ik met mijn moeder naar het politiebureau en ik kreeg daar allerlei foto’s te zien van mannen die iets op hun kerfstok hadden. Ik heb hem herkend en ik mag hopen dat hij zijn straf heeft gekregen.
Dat Haagse Bos, geloof me, als ik er nu nog in de buurt kom dan rijd ik er nog steeds niet door. Over traumatische ervaringen gesproken!
Enne………met die voorlichting………..het is allemaal meer dan goed gekomen. Ook dat mag gezegd worden. Nieuwsgierig bleef ik.
Het is wonderbaarlijk dat er zoveel herinneringen naar boven komen bij het opschrijven van dit verhaal over een verboden bos.
Een goede raad……. Stadsbossen kunnen ook nu nog verboden bossen zijn. Wat ik in die jaren meemaakte, is ook nog van deze tijd. Gelukkig worden kinderen niet meer van de domme gehouden. Maar is dat echt wel een voordeel of toch meer een nadeel?
U mag het invullen.
EINDE
Voor meer gratis verhalen en columns, meld je aan op mijn FB-pagina:
https://www.facebook.com/groups/377554749281077/